Stijgen en dalen
De intervalnotatie gebruik je om aan te geven waar een functie stijgend of dalend is. Zowel bij stijgen als dalen onderscheiden we daarbij drie soorten: constant, afnemend en toenemend.
|
Minima en maxima
In onderstaande grafiek zie je 4 toppen.
Het relatieve maximum bij (-3,2) is 2.
Het relatieve minimum bij (-1,-3) is -3.
Maxima en minima moet je (soms) plaatselijk opvatten.
|