Actueel
Archief
Culinair
Didactiek
Documentatie
Etalage
Formules
Fotoboeken
Functies
Geschiedenis
ICT
ICTauteur
Laatste nieuws
Lesmateriaal
Muziek
Natuur
Onderwijs
Ontspanning
Persoonlijk
Probleemaanpak
Proeftuin
Puzzels
Rekenen
Rekenmachines
Ruimtemeetkunde
Schoolwiskunde
Snippers
Systeem
Taal van de wiskunde
Vergelijkingen
Verhalen
WisFaq
WisKast




4. onderzoeken en presenteren

Een steekproef nemen

De totale groep waarop een onderzoek zich richt heet de populatie. Meestal wordt in een onderzoek niet iedereen uit de populatie gevraagd. Er wordt een steekproef genomen.

  • Een steekproef is representatief als zij een juiste afspiegeling is van de gehele populatie.

Een steekproef moet in ieder geval aan de volgende eisen voldoen:

  • De steekproef is voldoende groot
    Dat is nog een vak apart...:-)
  • De steekproef is aselect
    Dat houdt in dat elk element van de populatie dezelfde kans heeft om in de steekproef voor te komen.

Populatie- en steekproefproportie

De populatieproportie $p$ van een populatie is het aantal elementen uit de populatie met een bepaalde eigenschap gedeeld door het totaal aantal elementen in de populatie.

De steekproefproportie $\widehat p$ van een steekproef is het aantal elementen uit de steekproef met een bepaalde eigenschap gedeeld door het totaal aantal elementen in de steekproef.

Bij een representatieve steekproef zal $p$ ongeveer gelijk zijn aan $\widehat p$.

Steekproef en meetniveau

Kennis over het meetniveau is belangrijk in de statistiek. Het meetniveau bepaalt wat je wel en niet met de gegevens kan doen. Het gemiddelde uitrekenen van een kwalitatieve variabele bijvoorbeeld is een beetje vreemd....

Nominaal, ordinaal, interval en rationiveau

Bij de statistiek kom je vaak de volgende indeling tegen:
  • Nominaal
    Hier heeft de waarde die een variabele kan aannemen alleen de betekenis van een naam. Er is geen sprake van een volgorde. Denk bijvoorbeeld aan rugnummers van een voetbal elftal. Je kunt niet zeggen dat de speler met rugnummer 14 beter is dan de speler met rugnummer 7.
  • Ordinaal
    Een waarde op ordinaal niveau geeft alleen een volgorde aan. Denk bijvoorbeeld aan opleiding. Voorbeeld:
    1. =VO
    2. =MBO
    3. =HBO
    4. =UNIVERSITEIT
    Er is wel sprake van volgorde, een hoger nummer duidt op een hogere opleiding, maar het verschil tussen bijvoorbeeld 3 en 4 is niet hetzelfde als het verschil tussen 1 en 2.
  • Interval
    Bij variabelen op intervalniveau hebben verschillen wel een betekenis. Neem bijvoorbeeld temperatuur. Het verschil tussen 30° en 40° is hetzelfde als het verschil tussen 70° en 80°. Je kunt echter niet zeggen dat 80° twee keer zo warm is als 40°.
  • Ratio
    Bij variabelen op rationiveau heb je altijd een nulpunt. Denk aan gewicht, lengte of het aantal verkochte exemplaren van een product. Je kunt uitspraken doen 'A scoort twee keer zo hoog als B'.

Spreidingsdiagram

q1970img1.gif

De punten in een spreidingsdiagram vormen samen een puntenwolk.

Hieronder zie je 3 spreidingsdiagrammen met, respectievelijk, een negatieve correlatie, geen correlatie en een positieve correlatie.

q1970img2.gif

q822img2.gif

Zoals je ziet, komt er bij elk niveau hoger een eigenschap bij.

q11753img1.gif

q7956img1.gif q7956img2.gif

©2004-2024 W.v.Ravenstein