Actueel
Archief
Culinair
Didactiek
Documentatie
Etalage
Formules
Fotoboeken
Functies
Geschiedenis
ICT
ICTauteur
Laatste nieuws
Lesmateriaal
Muziek
Natuur
Onderwijs
Ontspanning
Persoonlijk
Probleemaanpak
Proeftuin
Puzzels
Rekenen
Rekenmachines
Ruimtemeetkunde
Schoolwiskunde
Snippers
Systeem
Taal van de wiskunde
Vergelijkingen
Verhalen
WisFaq
WisKast




4. lineaire functies

Functie en formule

Je kunt een functie opvatten als een machine. Je stop er een $x$ in en dan komt er een $y$ uit.

  • Een functie voegt aan elk origineel het bijbehorende beeld toe.

Meestal noemen we het origineel $x$ en het beeld $y$.

Voorbeeld

Gegeven $y=-3x+18$

  • Als het origineel 4 is dan is het beeld 6
  • Het beeld van $-$3 is 27

De haakjesnotatie

Het is handig om een functie een naam te geven. Meestal kiezen we daarvoor de letters $f$, $g$, $h$ of $k$.

We noemen $f(x)=2x+5$ de haakjesnotatie van $f$.

Voorbeeld

$g(x)=-3(x-7)$

  • De functiewaarde bij $x=2$ is $f(2)=15$
  • Het beeld van 3 is $f(3)=30$
  • $f(7)=0$

De functie f(x)=ax+b (wiskunde B)

De algemene vorm van een lineaire functie is f(x)=ax+b. De grafiek van een lineaire functie is een lijn.

Voorbeeld

  • Bij $y=3a+1$ is $a=3$ en $b=1$

Zie meer voorbeelden

Omgaan met functies

In de notatie $f(x)=ax+8$ kun je voor $a$ elk getal kiezen. Je hebt met oneindig veel functies te maken. Die functies gaan allemaal door het punt $(0,8)$

Als je weet dat $f$ voor het punt $A(-2,40)$ gaat dan kun je $a$ uitrekenen. Er moet gelden $f(-2)=40$.

$-2a+8=40$
$-2a=32$
$a=-16$

©2004-2024 W.v.Ravenstein