Oplossing week 19

De broertjes Ad en Ed hebben geld gespaard. Als Ed 10 euro aan Ad zou geven, dan had Ad 2 maal zo veel geld als zijn broer. Als Ad 10 euro aan Ed zou geven, dan hadden ze beiden evenveel.

Noem het bedrag dan Ed heeft $e$ en het bedrag dat Ad heeft $a$. Er geldt:

$2(e-10)=a+10$
$e+10=a-10$

$a=70$
$e=50$