Bij het oplossen van een vergelijking mag je steeds links en rechts dezelfde bewerking uitvoeren. Als twee 'dingen' gelijk zijn en je behandelt ze steeds op dezelfde manier dan blijven ze gelijk.
$ |
delen door $2$ |
$ |
$2x$ aftrekken |
$ \eqalign{ & 2{1 \over 2}x + 2 = x - {1 \over 2} \cr & 5x + 4 = 2x - 1 \cr & 3x = - 5 \cr & x = - 1{2 \over 3} \cr} $ |
vermenigvuldigen met $2$ |
$ \eqalign{ & 8(x - 1) = x + 3(4 - x) \cr & 8x - 8 = x + 12 - 3x \cr & 8x - 8 = - 2x + 12 \cr & 10x = 20 \cr & x = 2 \cr} $ |
werk de haakjes weg |