Je ziet hier een graaf met de punten $A$, $B$ en $C$. Er zijn tussen de punten verschillende wegen. Sommige van die wegen zijn éénrichtingsverkeer.
Je kunt bij deze graaf een directe-wegen-matrix opstellen. Hierin kan je dan aangeven hoeveel directe verbindingen er zijn tussen de verschillende punten. Dat ziet er dan zo uit:
De getallen in $M^2$ geven het aantal tweestapswegen. Hoe kan je dat controleren?
Volgens matrix $M^2$ zijn er $8$ tweestapswegen van $A$ naar $A$. Dit getal komt van deze vermenigvuldiging (rij×kolom):
$1·1 + 2·2 + 1·3 = 1 + 4 + 3 = 8$
Wat reken je dan precies uit?
Er is $1$ manier om van $A$ naar $A$ te gaan. Er zijn dan $1·1=1$ manieren om in twee stappen van $A$ naar $A$ te gaan.
Er zijn $2$ manieren om van $A$ naar $B$ te gaan en er zijn $2$ manieren om van $B$ naar $A$ te gaan. Om in twee stappen van $A$ naar $A$ te gaan (via $B$) kan dan op $2·2=4$ manieren.
Er zijn $3$ manieren om van $A$ naar $C$ te gaan en er is $1$ manier om van $C$ naar $A$ te gaan. Om in twee stappen van $A$ naar $A$ te gaan (via $C$) kan dan op 1·3=3 manieren.
In totaal kan je dus op 1+4+3=8 manieren van $A$ naar $A$ in twee stappen.
't Is een nuttige oefening om die 8 routes even na te lopen...