8. goniometrie

  • Ik ken de begrippen evenwichtsstand, amplitude en periode in verband met periodieke functies.
  • Ik ken de hoeken van de de 45°-45°-90°-driehoek en de 30°-60°-90°-driehoek en de bijbehorende waarden van de sinus, cosinus en tangens.
  • Ik weet wat de eenheidscirkel is en hoe je daar van bekende hoeken de sinus en cosinus kunt aflezen en andersom...
  • Ik kan hoeken in graden omrekenen in radialen en andersom.
  • Ik kan de grafieken van $y=sin(x)$ en $y=cos(x)$ transformeren en weet hoe dan het functievoorschrift verandert en andersom.
    • Vermenigvuldigen met een factor t.o.v. de $x$- of $y$-as
    • Horizontaal of verticaal verschuiven (transleren over een vector)
    • Spiegelen in de $x$- of $y$-as
  • Ik kan een formule bij een sinusoide opstellen m.b.v. de formules:
    • $h(t)=a+b·sin(c(x-d))$
    • $h(t)=a+b·cos(c(x-d))$.
  • Ik weet wat de betekenis is van de parameters $a$, $b$, $c$ en $d$ in de formules.
  • Ik weet dat in de formule $\eqalign{c=\frac{2\pi}{periode}}$ en ook dat $\eqalign{periode=\frac{2\pi}{c}}$
  • Ik kan met de grafische rekenmachine kenmerken van een sinusoide opsporen, zoals toppen, amplitude, startpunt, e.d.
  • Ik kan goniometrische vergelijkingen oplossen.
  • Ik kan bij een gegeven formule van een sinusoide allerlei berekeningen doen, zoals de coördinaten van de toppen bepalen, de helling in een punt en de maximale helling van de grafiek.
  • Ik kan sinusoiden gebruiken bij toepassingen.


Algemene aanwijzingen

  • ...


Website

©2004-2024 Wiskundeleraar - login