1. HAVO wiskunde A
In een winkel ga ik 22 snoepjes kopen. De snoepjes kosten 0,30 en 0,40 euro per stuk. Ik betaalde 7,50 euro in totaal.
-
Hoeveel snoepjes kocht ik van ieder stuk?
Neem $x$:aantal snoepjes van 0,30 en $y$:aantal snoepjes van 0,40. Er geldt:
$x+y=22$
$0,3x+0,4y=7,5$
Neem $y=22-x$ en vul dat in de tweede vergelijking in:
$0,3x+0,4(22-x)=7,5$
$3x+4(22-x)=75$
$3x+88-4x=75$
$-x=-13$
$x=13$
Je hebt 13 snoepjes van 0,30 en 9 snoepjes van 0,40.
©2004-2024 Wiskundeleraar - login
|