De docent maakt – in onderwijssituaties of activiteiten die daarvoor geschikt zijn – gebruik van ICT. De docent combineert digitale leermiddelen met niet-digitale leermiddelen (Blended Learning), daar waar deze combinatie doelmatig en/of doeltreffend is.
De docent toont aan dat hij/zij:
de benodigde hard- en software organiseert, rekening houdend met de procedures binnen de school;
voor aanvang van een les de benodigde ICT middelen op juiste werking getest heeft;
bij storingen op de computer zodanig kan handelen dat de les er zo min mogelijk door wordt verstoord;
de regels kent die gelden voor computergebruik op school, samen met collega's ICT gedragscodes ontwikkelt en deze kan uit dragen richting leerlingen.
ICT middelen in verschillende, daarvoor geschikte, onderwijssituaties/-activiteiten kan gebruiken en zijn keus kan beredeneren;
in staat is om met behulp van de -onder instrumentele vaardigheden - genoemde softwarepakketten zijn lessen digitaal voor te bereiden;
digitale leermiddelen kan inzetten om leerlingen te motiveren en stimuleren;
rekening houdt met verschillen in niveau, interesse, leerstijl en werktempo van leerlingen bij het geven van opdrachten.