2. Kippen en konijnen

Een oud raadsel is het volgende:

"In een hok zitten kippen en konijnen. Samen hebben de dieren 35 koppen en 94 poten. Hoeveel konijnen en hoeveel kippen zitten er in het hok?"

Een standaardaanpak zou kunnen zijn om het aantal kippen 'k' te noemen en het aantal konijnen 'm', een stelsel van vergelijkingen op te stellen en vervolgens dat stelsel oplossen zodat je weet hoe groot 'k' en 'm' zijn. Dat kan, maar nodig is dat niet.

Voordat je allerlei wiskundige technieken uit de kast trekt zou je eigenlijk eerst moeten kijken of er niet een 'handiger' oplossing is of een oplossing 'met gezond verstand'.

In dit geval is er zo'n handige oplossing. Kippen en konijnen hebben in ieder geval allemaal 2 poten. Dus met 35 koppen heb je in ieder geval 70 poten nodig voor 35 dieren. Je hebt dan nog 24 poten over. Hoeveel 'kippen' kan je dan nog van 2 'extra poten' geven om er 'konijnen' van te maken? Dat zijn er 12. Dus je hebt 12 konijnen en 23 kippen.

Controle: 23 kippen hebben 46 poten, 12 konijnen hebben 48 poten en dat is bij elkaar 46+48=94 poten en 23+12=35 dieren.

Probleem opgelost. 

Opdracht

Verzin nu zelf een ander verhaal bij dit probleem. Zet je 'probleem' in het tekstvlak hieronder en geef ook je oplossing.

Het moet hierbij echt om 't zelfde soort probleem gaan dat je op dezelfde manier op kan lossen als hierboven. Verderop in de cursus heb je dat weer nodig.

Hieronder staan nog 2 voorbeelden.

©2004-2024 Wiskundeleraar - login