A, B en C zijn drie punten van een cirkel met middelpunt M en straal 4. Uitwerking Maak eerst een goede tekening! Je komt er dan achter dat er twee verschillende situaties zijn:
Ik heb alvast de hoogtelijnen BE en BD op de zijde AC getekend. Voor het oplossen van dit vraagstuk is de volgende stelling wel handig:
Je hebt dan twee mogelijke formules voor de oppervlakte van $\Delta ABC$ Er geldt:
$\frac{1}{2}$·$AC$·$BE$ = $\Large\frac{AB·BC·AC}{4r}$ Idem voor BD. Je kunt daarna met de stelling van Pythagoras de lengte van AE en CE resp. DA en DC berekenen. Het antwoord wordt dan: $AC$ = $\large\frac{{7\sqrt{39}}}{8}$ $\pm$ $\large\frac{{5\sqrt {15}}}{8}$
|