Bij het oplossen van een vergelijking mag je steeds links en rechts dezelfde bewerking uitvoeren. Als twee 'dingen' gelijk zijn en je behandelt ze steeds op dezelfde manier dan blijven ze gelijk.

$
\eqalign{
  & 2x = 8  \cr
  & x = 4 \cr}
$

delen door $2$

$
\eqalign{
  & 5x + 10 = 2x - 8  \cr
  & 3x + 10 =  - 8  \cr
  & 3x =  - 18  \cr
  & x =  - 6 \cr}
$

$2x$ aftrekken
$10$ aftrekken
delen door $3$

$
\eqalign{
  & 2{1 \over 2}x + 2 = x - {1 \over 2}  \cr
  & 5x + 4 = 2x - 1  \cr
  & 3x =  - 5  \cr
  & x =  - 1{2 \over 3} \cr}
$

vermenigvuldigen met $2$
$2x$ en $4$ aftrekken
delen door $3$

$
\eqalign{
  & 8(x - 1) = x + 3(4 - x)  \cr
  & 8x - 8 = x + 12 - 3x  \cr
  & 8x - 8 =  - 2x + 12  \cr
  & 10x = 20  \cr
  & x = 2 \cr}
$

werk de haakjes weg
neem gelijksoortige termen samen
tel $2x$ en $8$ op
deel door $10$