Een andere manier om breuken te kunnen vergelijken is het werken met procenten. Letterlijk betekent 'procent' per honderd. Je maakt van breuken breuken met een noemer van 100. Zo is $\eqalign{\frac{1}{4}}$ gelijk aan $\eqalign{\frac{25}{100}}$. In plaats van $\eqalign{\frac{25}{100}}$ schrijf je dan 25%. Op die manier kan je heel gemakkelijk breuken vergelijken:

Vraag:
Wat is groter $\eqalign{\frac{3}{4}}$ of $\eqalign{\frac{4}{5}}$?

Antwoord:
$\eqalign{\frac{3}{4}}$=75% en $\eqalign{\frac{4}{5}}$=80%, dus $\eqalign{\frac{4}{5}}$ is groter.

Handig..:-)

Jammer is dat je niet alle breuken zo 'mooi' in procenten kan omzetten. Zo is $\eqalign{\frac{1}{3}}$ gelijk aan 33$\eqalign{\frac{1}{3}}$%. Je krijgt dan een percentage met een breuk er in. Lekker is dat...:-)

Percentages naar breuken

Je kunt ook de omgekeerde weg bewandelen. Je kunt een percentage ook als breuk schrijven.

$
\eqalign{
  & 32\%  = \frac{{32}}
{{100}} = \frac{8}
{{25}}  \cr
  & 90\%  = \frac{{90}}
{{100}} = \frac{9}
{{10}}  \cr
  & 66\frac{2}
{3}\%  = \frac{{66\frac{2}
{3}}}
{{100}} = \frac{{200}}
{{300}} = \frac{2}
{3} \cr}
$

Dus dat kan ook...