4. Hoofdstuk 4 - aanzichten en hellingen
-
Ik ken de begrippen vooraanzicht, zijaanzicht en bovenaanzicht.
-
Ik kan een indruk krijgen van een ruimtelijke figuur als enkele aanzichten gegeven zijn.
-
Ik kan het derde aanzicht van een voorwerp waarvan twee aanzichten gegeven zijn.
-
Ik drie aanzichten tekenen bij een gegeven ruimtelijke tekening van een bouwwerk.
-
Ik kan berekeningen uitvoeren van lengten van lijnstukken als de aanzichten gegeven zijn.
-
Ik weet wat het hellingsgetal is.
-
Ik kan het hellingsgetal berekenen bij een gegeven helling.
-
Ik weet dat de tangens van een hoek overeenkomt met het hellingsgetal van de bijbehorende helling.
-
Ik weet wat de tangens van een (scherpe) hoek is in een rechthoekige driehoek.
-
Ik ken het verband tussen tangens, hellingshoek, hellingsgetal en hellingspercentage.
-
Ik kan de rekenmachine gebruiken bij berekeningen met de tangens.
-
Ik kan hoeken en zijden berekenen in een rechthoekige driehoek met behulp van de tangens.
-
Ik kan de tangens toepassen in allerlei praktische situaties.
Algemene aanwijzingen
-
Rond niet te snel, te veel af. Neem meer decimalen in je berekening mee dan je nodig hebt.
-
Maak een goede tekening.
-
Zoek naar rechthoekige driehoeken waar je steeds ‘2 dingen’ weet:
-
Let op de 3 dingen van de tangens. De hoek, de overstaande rechthoekszijde en de aanliggende rechthoekszijde.
-
Denk ook aan de stelling van Pythagoras.
-
Maak bij ruimtefiguren vlakke tekeningen. Je kunt dan beter zien hoe ’t zit.
Website