Geef aan hoe de grafieken van de volgende functies uit een standaardgrafiek ontstaan en geef de evenwichtsstand, de amplitude, de periode en de coördinaten van het beginpunt.
$f(x)=-2+3\sin(x-{\textstyle{1 \over 4}}{\rm{\pi }})$
$y = \sin (x)$
$\frac{1}{4}\pi$ naar rechts.
$y = \sin (x - \frac{1}{4}\pi )$
Vermenigvuldigen met $3$ t.o.v. de $x$-as.
$y = 3\sin (x - \frac{1}{4}\pi )$
Twee eenheden omlaag.
$y = - 2 + 3\sin (x - \frac{1}{4}\pi )$
De evenwichtsstand is $-2$, de amplitude is $3$, de periode is $2\pi$ en de coördinaten van het beginpunt zijn $(\frac{1}{4}\pi,-2)$.