Lees het vraagstuk goed door.
Neem rustig de tijd om het vraagstuk door te lezen. Zoek naar ‘wiskundige woorden’. Staan er belangrijke begrippen in die je kent? Onthoudt formules en/of gegevens die in de vraag staan. Schrijf ze op een kladblaadje.
Maak een tekening, een schema, een tabel...
Wat moet je berekenen?
Wat moet je nu precies berekenen? Afstand, lengte, oppervlakte, inhoud, tijd, hoek, aantal, enz. In welke eenheid moet dat? Moet je afronden? Hoe?
Met welke 'dingen' die je ooit geleerd hebt zou dit vraagstuk te maken kunnen hebben?
Aan de slag
Je kunt nu echt aan de slag. Schrijf alle berekeningen, tussenstappen en denkstappen op, zelfs die waarvan je denkt dat het overduidelijk is. Rond niet tussentijds af of neem in ieder geval meer decimalen mee dan je nodig hebt. Bedenk dat het antwoord soms maar één punt waard is. De rest van de punten krijg je voor de berekeningen, tussenstappen en denkstappen die je opschrijft. Laat zien wat je doet.
Geef antwoord op de vraag
Zorg dat je altijd antwoord geeft op de vraag. Denk daarbij aan het juiste aantal decimalen. Volgens afspraak of volgens het aantal dat bij de opgave staat. Schrijf ook de juiste eenheid op. Een antwoord schrijf je altijd in volledige zinnen. Als de vraag is 'wat is de hoogte van toren in meter?' dat begint je antwoord met 'de hoogte van de toren is...'.
Controleer of het antwoord klopt