In de wiskunde kan je verschillende groeimodellen tegen komen. In dit hoofdstuk bespreken we een aantal van die groeimodellen. Je zult tabellen tegen komen, formules en de bijbehorende grafieken.
"Op een stuk landbouwgrond staan 24 wortels. Elke dag poot je daar 4 wortels bij. Hoeveel wortels heb je dan na 30 dagen?"
Er komen in 30 dagen 30·4=120 wortels bij. Ik had er al 24 dus in totaal heb je dan 144 wortels.
Neem het aantal wortels $N$ en de tijd $t$ in dagen. Je kunt dan de volgende formule opstellen:
$N = 4·t + 24$
Als je $t$ weet (bijvoorbeeld $t=30$) dan kan je met de formule $N$ uitrekenen:
$N = 4·30 + 24 = 120 + 24 = 144$
|
Cellen
Je hebt een cel en na een uur deelt de cel zich in tweeën. Na een uur splitsen deze twee cellen zich ook weer in tweeën. Enz.
Je krijgt dan 1, 2, 4, 8, 16, 32, ... Elk uur wordt het aantal vermenigvuldigd met hetzelfde getal. We noemen dat de groeifactor.
Al je dat in een tabel zet dan krijg je de volgende tabel:
Met $t$ is de tijd in minuten en $N$ is het aantal cellen. Na 4 uur heb je 16 cellen of anders gezegd: $N=16$ op $t=4$.
Je kunt hierbij de volgende formule opstellen:
$N = 2^{t}$
Hierin is $N$ het aantal cellen en $t$ is de tijd in uren.
Na 10 uur heb je $N = 2^{10} = 1024$ cellen.
|
Konijnen
Als er genoeg voedsel is neemt het aantal konijnen in een gebied aanvankelijk exponentiëel toe. Als er te veel konijnen komen neemt de de groei af wegens voedselgebrek. Er zit een bovengrens aan het aantal konijnen dat het gebied kan bevatten. Dit soort groei heet logistische groei.
Hierboven zie je een voorbeeld van logistische groei. De grafiek heeft een soort S-vorm. De bijbehorende formule is:
$N = \Large\frac{800}{1+10·0,9^{t}}$
De grenswaarde $G$ is 800, g is 0,9 en b is gelijk aan 10. Dat lijkt op beginwaarde en groeifactor, maar dat is toch een beetje anders.
|
Opdracht 1 |
|
Opdracht 2 |
|
Opdracht 3 |
|