`
De kale sommen uit de CITO-voorbeeldtoets 3F van 2013 voor het voortgezetonderwijs op een rijtje, met uitwerkingen. Deze opgaven maken leerlingen zonder rekenmachine.
Zie ook het overzicht n.a.v. de foutenanalyse
686 : 7 = 98
Die 686 is op 2 keer 7 na 100 keer 7, dus de uitkomst is 98.
18 - 4 x 5 + 2 = 18 - 20 + 2 = 0
Eerst vermenigvuldigen en dan optellen/aftrekken.
3,2 - 2,07 = 1,13
Dat is 3,20 - ... = 1,13 of wel 3,20 - 1,13 = 2,07
50 - 12 x 3 = 14
Eerst vermenigvuldigen, dan aftrekken.
81 x 49 + 19 x 61 = ...
Schattend rekenen.
80 x 50 + 20 x 60 = 4000 + 1200 = 5200
Welk getal ligt het dichtst bij de uitkomst?
4400 - 4800 - 5200 - 5600
5$\frac{1}{2}$ - 1$\frac{3}{4}$ = 3,75
5 - 1 geeft 4. $\frac{1}{2}$-$\frac{3}{4}$ is $\frac{1}{4}$ tekort...
658 - 53 - 75 = 530
658 - 53 = 605
600 - 70 = 530
17 x 2$\frac{1}{2}$ + 13 x 2$\frac{1}{2}$ = 30 x 2$\frac{1}{2}$ = 15 x 5 = 75
Handig rekenen. Er geldt a·b + c·b = (a+c)·b.
0,04 x 400 = 16
4 honderdste van 400 is 4 x 4 = 16
545 + 656 = 1201
Dat is bij 545 + 655 = 1200 plus 1 geeft 1201
87% van 1500 = 1305
Dat is 870 plus de helft van 870, dat is 435.
870 + 435 = 1200 + 105 = 1305.
0,2 x 30,5 = 6,1
Dat is 2 x 3,05.
De resultaten van de 'kale sommen' uit de CITO-voorbeeldrekentoets 3F van 2013:
kale sommen | ||
vraag | havo | vwo |
3 | 78 | 91 |
6 | 68 | 86 |
10 | 84 | 92 |
13 | 76 | 92 |
19 | 67 | 81 |
22 | 74 | 89 |
27 | 86 | 91 |
33 | 62 | 80 |
36 | 72 | 83 |
49 | 89 | 93 |
52 | 68 | 81 |
58 | 62 | 81 |
gem. | 74 | 87 |
Leerlingen kunnen niet rekenen? Dat lijkt mee te vallen? Deze opgaven zijn echter voorkennis.