0. voorkennis
In klas 3 heb je hoofdstuk 10 over algebraische vaardigheden gedaan. Hieronder zie je daarvan een overzicht:
Test je kennis met:
Algemene aanwijzingen
-
Zorg dat je snel en foutloos vergelijkingen kunt oplossen. Kies voor een handige manier.
-
Let op het verschil tussen 'bereken' of 'los op' en 'bereken exact' of 'los exact op'. Zonder de toevoeging 'exact' of 'algebraisch' mag je ook je GR gebruiken. Schrijf altijd op wat je gedaan hebt.
-
Teken grafieken met potlood en geodriehoek. Zet variabelen bij de assen en zorg eventueel voor bijschriften of een legenda.
-
Schrijf altijd je berekeningen op.
-
Neem rustig de tijd om het vraagstuk door te lezen.
-
Wat moet je precies berekenen? Moet het exact? Of mag het ook met je GR?
-
Schrijf alle berekeningen, tussenstappen en denkstappen op, zelfs die waarvan je denkt dat het overduidelijk is.
-
Rond niet tussentijds af of (als het niet anders kan) neem in ieder geval meer decimalen mee dan je nodig hebt.
-
Laat zien wat je doet. Ook als je iets uitrekent met je grafische rekenmachine.
-
Zorg dat je antwoord geeft op de vraag. Een antwoord schrijf je altijd in volledige zinnen. Als de vraag is 'wat is de hoogte van toren in meter?' dat begint je antwoord met 'de hoogte van de toren is...'.
-
Is je antwoord realistisch? Kan het kloppen wat je gevonden hebt?
-
Verspil geen kostbare tijd met onzin…