Ik kan rekenen met procenten, breuken, procentuele toename, procentuele afname en groeifactoren.
Ik kan bij een aantal waarnemingen het (rekenkundig) gemiddelde, de mediaan en de modus berekenen.
Ik kan in een frequentietabel de frequenties vinden van de waarnemenigsgetallen. Dat kunnen de absolute frequenties zijn maar ook de relatieve frequenties. Ik kan daarbij de centrummaten bepalen.
Ik begrijp dat je grotere hoeveelheden gegevens in een klassenverdeling kan weergeven. Ik ken de begrippen klassenbreedte, linker- en rechterklassegrens en klassemidden.
Ik kan van een aantal waarnemingen de mediaan en de kwartielen bepalen.
Naast de centrummaten ken ik ook een aantal maten voor spreiding zoals de spreidingsbreedte en de kwartielafstand.
Ik kan een boxplot tekenen en ken de betekenis van deze grafische weergave. Ik weet dat je in een boxplot de kleinste waarde, $q_1$, de mediaan, $q_3$ en de grootste waarde kan aflezen.
Ik weet dat de boxplot de waarnemingen in vier delen opdeelt die elk 25% van de waarnemingen bevat.
Ik weet dat In een spreidingsdiagram je de punten kunt vinden die steeds twee gepaarde waarnemingen voorstellen: een puntenwolk.
Ik weet hoe je aan een spreidingsdiagram kan zien of variabelen een negatieve correlatie, geen correlatie en een positieve correlatie hebben.
Ik ben bekend met telproblemen met en zonder herhaling. Ik kan daarbij een boomdiagram of een wegendiagram gebruiken.
Ik ben bekend met de vermenigvuldigingsregel voor telproblemen.
Ik kan telproblemen oplossen met en zonder herhaling.
Ik kan in eenvoudige gevallen kansen uitrekenen, bijvoorbeeld bij het gooien met munten of dobbelstenen.