` Wiskundeleraar
©2012 wiskundeleraar.nl

1. HAVO wiskunde A

q14204img1.gif

In een winkel ga ik 22 snoepjes kopen. De snoepjes kosten 0,30 en 0,40 euro per stuk. Ik betaalde 7,50 euro in totaal.


Neem $x$:aantal snoepjes van 0,30 en $y$:aantal snoepjes van 0,40. Er geldt:

$x+y=22$
$0,3x+0,4y=7,5$

Neem $y=22-x$ en vul dat in de tweede vergelijking in:

$0,3x+0,4(22-x)=7,5$
$3x+4(22-x)=75$
$3x+88-4x=75$
$-x=-13$
$x=13$

Je hebt 13 snoepjes van 0,30 en 9 snoepjes van 0,40.

Volgende

Terug Home

Login View