Je kunt een functie opvatten als een machine. Je stopt er aan de ene kant een getal in en aan de andere kant komt er een getal uit. Het getal dat je er in stopt noemen we origineel en het getal dat er uitkomt heet het beeld.
Voorbeeld
Gegeven de functie $f(x)=3x+2$. De functiewaarde die hoort bij het origineel 4 is gelijk aan $f(4)=3\cdot4+2=14$. Als het origineel gelijk is aan 4 dan is de functiewaarde oftewel het beeld gelijk aan 14.