Ik sta aan de oever van een brede rivier en wil graag de breedte ervan bepalen. Gelukkig staat er een boom aan de overkant.
Ik zoek twee punten $A$ en $B$ zodat de hoeken die de oever maakt met de lijn naar de voet $C$ van de boom gelijk zijn aan $\angle ABC=45°$ en $\angle BAC=60°$.
Ik meet de afstand AB. Deze afstand is gelijk aan 50 meter.