Actueel
Archief
Culinair
Didactiek
Documentatie
Etalage
Formules
Fotoboeken
Functies
Geschiedenis
ICT
ICTauteur
Laatste nieuws
Lesmateriaal
Muziek
Natuur
Onderwijs
Ontspanning
Persoonlijk
Probleemaanpak
Proeftuin
Puzzels
Rekenen
Rekenmachines
Ruimtemeetkunde
Schoolwiskunde
Snippers
Systeem
Taal van de wiskunde
Vergelijkingen
Verhalen
WisFaq
WisKast




Opgave 61

Beredeneer of bij de formule een stijgende of dalende grafiek hoort en beredeneer wat de grenswaarde is.

  1. $\eqalign{N = 1250\left( {2 - 3 \cdot {{0,75}^t}} \right)}$
  2. $\eqalign{N = \frac{{18\,000}}{{250 + 333 \cdot {{0,65}^t}}}}$

Antwoorden

  1. Als $t$ toeneemt dan neemt $3·0,75^t$ af. In dat geval neemt $2-3·0,75^t$ toe, maar dan neemt ook $N$ toe. De grafiek is stijgend.
    Uiteindelijk gaat $3·0,75^t$ naar nul. De grenswaarde is dan $2·1250=2500$
  2. Als $t$ toeneemt dan neemt $333·0,65^t$ af. De noemer neemt dan af. De breuk neemt dan toe. De grafiek is stijgend.
    Uiteindelijk gaat de noemer naar 250. De grenswaarde is 18000/250=72.

©2004-2024 W.v.Ravenstein