2. radialen
Een complete cirkel heeft een omtrek van 2\pi, dus een hoek van 30° komt overeen met \frac{30}{180}-ste deel van een halve cirkel en dat is \frac{1}{6}\pi.


De sinus van 30° is een half en de cosinus 60° is ook een half. Je kunt dat makkelijk onthouden als je bedenkt dat in een 30-60-90-driehoek de lengte van de kortste zijde precies de helft is van de schuine zijde. De 'andere' bijzondere driehoek is de 45-45-90-driehoek.
Daarmee kan je de sinus, cosinus en tangens van een aantal bijzondere hoeken makkelijk onthouden.
graden en radialen op je grafische rekenmachine
opgave A20 uit HAVO wiskunde B deel 2 goniometrie